Doorgaan naar inhoud

Goede mannen

‘Hoeveel wilt u ervoor hebben?’ vroeg de Pool zachtjes.‘Achthonderd,’ zei de boer. ‘Ze gaat nog jaren mee.Kerngezond en ijzersterk. Vals, maar daar wen je wel aan.’Dat vond de Pool wat veel. ‘Vierhonderd,’ zei hij.‘Zevenhonderd,’ zei de boer.‘Vijfhonderd,’ zei de Pool weer zacht. ‘Ik ben brandweerman,’ voegde hij eraan toe, ‘ik ben niet rijk.’‘Rijker dan ik,’ zei de boer. ‘Ik wed dat elke brandweerman rijker is dan ik. Zeshonderdenvijftig omdat het voor die jongen is. Aan jou heeft hij niets. Dat zie je zo.’Misschien was de boer zélf een gemenerik, maar gemeen of niet, de Pool wilde geen ruzie, hij wilde uitsluitend de pony.‘Ik bied zeshonderd voor Manja,’ zei hij zacht, hij liet de belediging passeren. Doen alsof je niets gehoord hebt. Je kon je werk als brandweerman, misschien wel elk werk, het beste doen als je regelmatig deed alsof je niets gehoord had. En de boer zei dat zeshonderd goed was mits er meteen en contant werd afgerekend. Hij moest het paspoort van de pony even zoeken, de knecht had het ergens neergelegd, maar ze zouden het wel vinden, er moest alleen contant worden afgerekend. Dat was belangrijk.